Wat zou je mee willen geven aan mede AD(H)Ders?
Die vraag stelde Jasper Buitenhuis mij aan het einde van de podcast die we aan het opnemen waren over ‘succesvol leven met ADD’ (verschijnt binnenkort). Wanhopig zocht ik naar iets samenhangends in de dichte mist die opkwam in mijn hoofd. Aan de andere kant van het raam voerden de kippen een soort balanceeract op op een wankel vogelhuisje en onze 5 maanden oude Västgötaspets pup besloot tegelijkertijd dat een wandelschoen een veel leuker kauwspeeltje was dan het kapitaal aan hondenspeeltjes dat door mijn minihuisje slingerde. Ik raakte afgeleid. Wat was de vraag ook alweer?
Welk antwoord er precies volgde weet ik niet meer.
Toch bleef de vraag me achtervolgen; wat zou ik mee willen geven? Ik bedenk me dat het wellicht makkelijker is om hierover te schrijven en begin met typen. Ik schrijf iets over energie in banen leiden, focussen op einddoelen en jezelf verrassen. De woorden komen leeg en betekenisloos op me over. Ik druk op delete totdat de cursor weer eenzaam staat te knipperen op een blanco pagina.
Twee dagen later lig ik huilend onder de dekens. Op het dak van de buren snerpt een decoupeerzaag, de telefoon van Pim trilt onophoudelijk en vanaf de straat klinken de geluiden van een samenleving die wakker wordt. Alle prikkels komen binnen alsof iemand de volumeknop in mijn hoofd op maximaal heeft gezet en meermaals vraag ik mezelf af hoe ik in vredesnaam deze dag door moet komen. Nog een dag werken in de winkel. Nog een dag vol mensen, lawaai en rondrennende kinderen. Nog een dag lief lachen naar iedereen terwijl ik me het liefst wil verstoppen in de wildernis. Ver weg van alle verwachtingen en prikkels van de moderne maatschappij. Weer denk ik aan de podcast. Het idee dat iemand mij succesvol en inspirerend noemt komt op dit moment lachwekkend op me over. ‘Je zou me nu eens moeten zien’ is de wrange gedachte die in me opkomt. ‘Wat zou je mee willen geven?’ ik heb werkelijk geen idee.
Mijn werkdag kom ik door door mijn ‘zombiemodus’ aan te zetten. Dit wil zeggen: ik doe als een soort emotieloze robot mijn werk terwijl ik de minuten aftel totdat ik weer naar huis kan. Dit ‘uit zetten’ schijnt vaker voor te komen bij ADDers en is een soort coping mechanisme van het brein.
Op een rustig moment in de winkel blader ik door de foto’s op mijn laptop, iets wat ik vaker doe als ik me rot voel. Ik kom oude foto’s tegen van toen ik in Edinburgh woonde. Eindeloos veel beelden van mijn tijd in Slovenië. Filmpjes van de wilde rivieren die ik gevaren heb en een enorme hoeveelheid foto’s van roadtrips en bergbeklimmingen. Ik kom gezichten tegen van bijzondere mensen die ik onderweg heb leren kennen en word herinnerd aan de tijd dat ik een Fiat Panda ombouwde tot minicamper. Terwijl ik al deze avonturen herbeleef besef ik me ineens hoeveel ik al meegemaakt heb in de 31 jaar dat ik op deze aardbol rondloop. Hoe intens ik heb geleefd.
En dan begint het kwartje te vallen. Dat intense geleef van mij wordt grotendeels veroorzaakt door de innerlijke onrust die gepaard gaat met ADD. Deze onrust is regelmatig dodelijk vermoeiend, maar brengt me ook naar fantastische plekken. Prikkels komen extra hard binnen, de dalen zijn extra diep, maar de pieken des te hoger. Doordat veel alledaagse dingen mij erg veel energie kosten, probeer ik vaak te ‘ontsnappen’ aan de maatschappij. Wat resulteert in een scala aan verschillende avonturen en belevenissen. Als mijn levensstijl me zoveel mooie herinneringen opbrengt, me zo’n rijk leven oplevert, hoe kan ik mijn ADD dan zien als iets slechts?
Jarenlang heb ik niet doorgehad dat het ‘normale leven’ voor mij zo ongelofelijk energieslurpend is. Sinds ik weet dat ik ADD heb, heb ik geleerd (met hulp van een psycholoog) om zoveel mogelijk energieslurpers te schrappen en aandacht te geven aan dingen waar ik wél energie van krijg. Vrijheid, reizen en klimmen dus.
Tegenwoordig maak ik vrijwel elke keuze met deze kennis in mijn achterhoofd. Ik kies ervoor eigen baas te zijn zodat ik meer vrijheid heb. Ik kies ervoor om heel klein te wonen zodat er meer geld overblijft om te reizen. En ik kies ervoor om mijn lichamelijke onrust kwijt te raken door heel erg hard te trainen voor het klimmen. In plaats van te vechten tegen ADD probeer ik het om te buigen naar iets positiefs. Probeer ik de goede kenmerken van ADD (want ja, die zijn ook) in mijn voordeel te laten werken. En dat lukt… Meestal.
Pas ik hierdoor in het hokje ‘normaal’? Absoluut niet. Vind ik dit erg? Nee! Integendeel zelfs. ‘Normaal’ is in mijn ogen enorm overrated. Lange tijd was de algemene overtuiging dat ADDers geestelijk gebrekkig waren en dat ze zich moesten aanpassen -desnoods met medicijnen- om ‘normaal’ te kunnen zijn. Maar wat is nou ‘normaal’? Waarom zou ik ‘normaal’ willen zijn? Voor wie?
We zijn allemaal de schrijvers van ons eigen verhaal. Hoe dit verhaal eruit komt te zien is volledig aan onszelf. Waarom zou het een ‘normaal’ verhaal moeten worden met een voorspelbaar einde? Is het niet veel leuker om de chaos te omarmen en een avonturenverhaal te schrijven vol uitdagingen en plotwendingen?
Mijn mentale klachten uit het verleden werden grotendeels veroorzaakt omdat ik probeerde te leven ‘zoals het hoort’. Nu ik zelf mijn weg bepaal kijk ik weer vol vertrouwen naar de toekomst, benieuwd naar de maffe ideeën en spannende avonturen die immer in de maak zijn, ergens in de mistige krochten van mijn brein. Over welke rivieren en bergtoppen mijn pad loopt. Naar welke bestemmingen.
Dus wat zou ik mee willen geven? Delete dat ‘normale’ verhaal en begin met het schrijven van je eigen avontuur. Schrap -waar mogelijk- de energieslurpers en kies voor de dingen waar je energie van krijgt. Focus je op de reis, ongeacht de eindbestemming. Voor je het weet heb je een avontuurlijk leven dat als ‘inspirerend’ en ‘succesvol’ wordt beschouwd. Zelfs als je jezelf af en toe huilend verstopt onder de dekens.




Geef een reactie